doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Marie C. van Zeggelen:
Ethische opvoeding?
In: De vrouw (...) , 1918


Ten geleide
In 1918 publiceerde M.C. Kooij-van Zeggelen een vermakelijk bedoeld stukje over de ethische beginselen. Met enige zelfspot, dat wel, maar toch zullen de lezeressen er niet meer respect voor de andere cultuur aan hebben overgehouden. Marie van Zeggelen bleef ethisch, juist door de humoristische pointe.

Ethische opvoeding?

"Tabé, Njonja besaar" 't Was een oudachtig bruin mannetje, dat bij mij binnen werd gelaten door Ali den huisjongen. Een wit jasje, dat om ik weet niet was als alle witte jasjes over naakte bovenlijven, haastig aangeschoten leek, een korte witte kleurlooze broek, een kreukelige hoofddoek, die ook al een Zondagsch air had door twee kunstig gedraaide punten, dit was het onmiskenbare toilet van een toekan kebon, een tuinman, waterdrager, boodschaplooper, die zijn diensten komt aanbieden en dus op zijn best gekleed is.
"Tabé en.... hoe heet je?"
"Oestan, Njonja besaar."
"En wil je tuinman bij me worden?"
"Als de Njonja mij wil hebben als tuinman, dan wil Oestan ook heel graag."
De Njonja nu had inderdaad een tuinman broodnoodig. Ik was al een week zonder en dat is voor een Indisch huishouden het toppunt van ellende, want de huisjongen (let wel!) kan toch de bloemen niet begieten? Hij kan toch de paden niet opharken, of ijs halen in het ijshuisje vlak bij als het etensuur daar is? En de koetsier kan toch het water niet uit de put halen en de badkamer schoonmaken en de kokkin kan toch haar aandacht niet schenken aan schillen en dergelijke ongerechtigheden, die buiten de keuken vallen en die toch opgeruimd dienen te worden! En de baboe kan toch niet alle boodschappen doen, die mevrouw bedenkt? - Al die bezigheden buiten het eigenlijke terrein van huisjongen, koetsier, kokkin en baboe waren ver beneden hun waardigheid.
Men begrijpt dus hoe noodig een "tuinman" in een Indisch huis is. Zijn terrein is, zooals uit het bovenstaande blijkt, zeer uitgebreid. Desondanks is hij geminacht door de andere bedienden.
"O, hij is máár een kebon." Letterlijk vertaald is dat "Hij is maar een tuin", het woordje "toekan" man, baas wordt er zelfs afgelaten. Ik had dus een tuinman noodig, maar door de Indische jaren wijs geworden, vroeg ik eerst voorzichtig: "Heb je geen andere dienst, Oestan?" 't Gebeurde namelijk wel, dat de geminachte maar noodige "tuinman" door de eigen bedienden uit andere diensten gelokt werd en dan gaf dat natuurlijk onaangenaamheden met de gelukkige exbezitters.
"Neen, Njonja besaar," verzekerde Oestan, "ik ben al drie weken zonder werk."
Ali, de huisjongen in zijn onberispelijk wit pakje, verscheen even en lichtte toe: "Hij is uit de kampong Klappa, hier vlak bij."
Baboe was ook al eens voorbij de open galerij gekomen en had den "tuin" gemonsterd en Kokkin verscheen in de verte uit haar keuken en waagde over een half geschuurd pannetje dat nu opeens weer haar verzorging vroeg, een blik naar binnen.
In aller harten was klaarblijkelijk de vurige wensch naar een "Tuin", naar den man, die men alle werkjes kon opdragen, die buiten het "eigen terrein" vielen.
Ik huurde Oestan uit de kampong Klappa. Hij kon gelukkig dadelijk in dienst treden en toen ik een oogenblik daarna weer binnen aan mijn werk was, hoorde ik het geruststellend geluid al van een bezem, die de blâdren aanveegt van het tuinpad.
De tuinman was gekomen!
..... Maar 's avonds na het vallen van het donker, groote verbazing van mijn kant. Een visite van Marie van Dalen, mijn overbuurvrouw. Nu dat was niets bijzonders, Marie en ik zagen elkaar wel, niet alleen op de Indische recepties en wat daarop lijkt, maar ook in de meer nuttige instellingen, jonge uitspruitsels aan den boom Ethische opvoeding, die in Indië op het oogenblik door menigeen verzorgd wordt. We waren beiden in de Kartini-vereeniging, Kinderbond, Vacantiekolonie... We poogden ook al onze bedienden menschwaardiger te behandelen dan dat vroeger het geval was en hen zelf eenige andere denkbeelden bij te brengen.
"Vooral dat jokken, dat eeuwige er om heen praten", zei Marie, "dat zou ik ze zoo graag willen afleeren!"
Ik wist wel, dat dit een heele toer was. Dat "er om heen praten" wordt door de Javanen niet als een jokken of leugen beschouwd. Het is een soort hoffelijkheid, want zoo zegt men toch niet alles rechtstreeks zoo aan iemand die boven hem staat en dan... het is immers bewezen, nu al eeuwen lang, dat de blanke man den bruinen immers niet begrijpt en dan moet men de dingen immers wel zoo vertellen, dat het niet te lastig is om ze te begrijpen. Bovendien is het een bewijs van gezond verstand, van slimheid de zaken zoo voor te stellen, dat ze iemand voordeel aanbrengen. Hoewel ik in mijn ziel overtuigd was, dat Marie van Dalen een harde dobber zou hebben met die bestrijding van den "leugen" in haar huis, zoo sloot ik me toch bij haar aan. Moedig ontplooiden we dus al sedert eenigen tijd ons vaandel: "Weg met den leugen." En daar zaten we er nu opeens weer in... want Oestan uit de kampong Klappa, de man, die al drie weken zonder werk was, diende tot een uur voor zijn komst ten mijnent nog bij haar als "Tuin"! -
"Heb je hem nooit bij me gezien? Hij heeft zelfs wel drie of vier keer leitjes bij je gebracht." Een leitje is namelijk het middel elkaar gesprekken toe te zenden in Indië.
Neen ik had den man nooit gezien; natuurlijk nooit op hem gelet als hij de bezem in háár tuin hanteerde of de Mercuriusdienst verrichtte.
We vermoedden allebei dat mijn geheele dienstpersoneel medeplcihtig was aan den leugen en we zouden er tegen te velde trekken.
"Oestan komt morgen bij je en zal je eerlijk zijn ontslag vragen." Van weer terugkomen bij haar was geen sprake natuurlijk - beide partijen Marie noch Oestan zouden dit wenschen, maar Oestan zou in alle geval op den weg der eerlijkheid door ons teruggebracht worden.
Ik moest tot den volgenden morgen wachten, want Oestan sliep niet op het erf en deed eerst weer zijn intreden in den morgen.
Tegen klokke zes hoorde ik zijn bezem al over het erf gaan en toen ik de tuindeuren opende en Ali met onze dampende koffie aankwam, zei ik het dadelijk: "Laat de Tuin eens hier komen."
Of de Tuin iets aan zijn hart voelde of gewaarschuwd was door Ali, die natuurlijk het bezoek van mijn overbuurvrouw al geconstateerd had, weet ik niet, maar de Tuin zette zich, na zijn bezem als strootje te hebben laten vallen, heel kleintjes ineengedoken bij de trap van de galerij.
"Oestan, waarom heb je de waarheid niet gezegd?"
Oestan verschoof zijn hoofddoek eens. 't Beste was maar niet te antwoorden.
"Oestan je bent drie weken zonder werk geweest, en je kwam niet uit de kampong Klappa, je was toekon kebon bij mevrouw van Dalen en je bent daar weggegaan zonder iets te zeggen."
Oestan zweeg, 't Was immers allemaal zoo. Wat zou hij zeggen?
"Je hebt dus onwaarheid gesproken Oestan en ik houd niet van menschen, die dat doen. Begrijp je? Op mijn erf en in dit huis vertellen we elkaar geen leugens."
Oestan zat verslagen. "Moet ik nu weg?" vroeg hij zacht.
"Ja," zei ik streng. Ik moest m'n principes toch handhaven! maar ik dacht met schrik, dat ik dan eigenlijk Ali en wie weet kokkin en koetsier ook wel weg kon zenden, want die hadden natuurlijk de leugen aangewakkerd en zij waren zeker niet zoo onbewust als dit mannetje.
Oestan strekte z'n hand uit naar z'n bezem en toen met dat attribuut gewapend vroeg hij met nieuwe moed:
"Dus mevrouw stuurt me weg?"
"Ja," zei ik. "Maar je gaat voor je heengaat naar mevrouw van Dalen en je vraagt je ontslag, zooals je had behooren te doen."
Oestan verschoof weer eens zijn hoofddoek. Dat was een rare opdracht, vond hij, maar opeens lichtte het over zijn oud gezicht.
"Als mevrouw mij dat ontslag toestaat, mag ik dan terugkomen en mijn diensten bij mevrouw hier aanbieden?"
Het zou een oplossing zijn. In mijn hart was ik het slachtoffer van de Ethische opvoeding dankbaar, dat hij tot die logische gevolgtrekking kwam, een oplossing, die tenminste ook het andere gedeelte van mijn huis sparen zou en mij niet noodzaken ook de anderen over de leugen te onderhouden!
Wie laakt het in mij, dat ik een openingetje in den hemel meende te zien, waardoor de onderhandelingen veilig naar binnen konden worden geloodst? Als men bedenkt hoe nuttig een "Tuin" is in een Indisch huis, hoe ik die eene week al ergernissen heb gehad over al het werk dat was blijven liggen, omdat het niet het werk voor Ali of kokkin of den koetsier was?
"Mevrouw weet niet, dat ik altijd verlangd heb om hier te dienen, en hoe goed het hier aan huis is voor Oestan - en als mevrouw hier mij niet terugneemt, dan heb ik heelemaal geen dienst, dan moet ik naar m'n kinderen om te eten - en Oestan is wel oud maar nog niet zoo oud dat hij dat doen zal. Oestan denkt dat de toewan Allah mevrouw zal zegenen als mevrouw Oestan houdt."
Het werd alles met een heel zachte stem gezegd. 't Leek meer op een murmelen dat mijn gepeinzen begeleidde.
En ik zwichtte.
"Oestan, als mevrouw je haar ontslag geeft, mag je hier terugkomen en mij vragen of je hier kan komen. Maar denk er aan: leugens mag je hier niet meer vertellen."
"Ik zal gaan," zei Oestan onderdanig, wel met een zucht, maar hij stond op uit zijn gehurkte houding en zette zijn bezem plechtig tegen een boomstam bij een bergje bijeengeveegde blâren, daarop liep hij naar achteren het erf op, waar ik hem zachtjes hoorde murmelen, juist zooals hij bij mij gedaan had, nu zeker met kokkin, die waarschijnlijk raadgeefster werd hoe de zaak aan te pakken. Die raad was zeker: "Doe eerst je werk in den tuin maar af en ga dan naar mevrouw pan Dalen" (de v is moeilijk uit te spreken voor inlanders) want heel precies met een zinnig air werd blaadje voor blaadje rondom het huis aangeveegd, zoodat lang na ons ontbijt Oestan in zijn wit jasje, dat voor hem best dienst deed, klaar scheen om naar mevrouw "pan Dalen" te gaan.
"Nu gaat Oestan naar mevrouw aan den overkant," zei de tuinman plechtig.
"Dat is goed Oestan." Zijn eerste les in het waarheid spreken, dacht ik en al zoo oud! Ali onderhield ik er natuurlijk ook over.
"Hoe kon je zeggen, dat hij van de kampoen Klappa was?" maar Ali bleef onverstoorbaar. Oestan was werkelijk uit de kampong Klappa geboortig en Ali wist niet dat hij zijn ontslag niet had gevraagd bij mevrouw van Dalen. Ali sprak de naam als beschaafde Javaan wel goed uit en hij begon op zijn zachte beleefde manier een pleidooi te houden voor Oestan. Hij was zoo oud en zoo arm en hij zou zoo graag hier werken. Als mevrouw hem niet meer terugnam, omdat hij gejokt had, dan zou Oestan een slechte oude dag hebben, want zijn kinderen konden hem niet goed verzorgen omdat zij zelf veel kleine kinderen hadden en arm waren. En toen ik de gewone morgenuitdeeling in de provisiekamer hield, ging kokkin met haar mand met rijst en uitjes ook opeens plechtig zitten en begon het gesprek aldus, hoewel ik een kwartier met haar over het middagmaal had gesproken: "Goeden dag, mevrouw, ik wou mevrouw graag spreken over den Tuin... " en toen volgde hetzelfde aandoenlijke verhaal van Ali, alleen met de toevoeging (vrouwen zijn toch altijd slimmer dan mannen!) dat Oestan zoo'n goede tuinman was en bepaald de "koude hand" had, dat is de hand die geluk aanbrengt aan de planten! Maar ik hield mij groot en zeide, dat ik eerst afwachten zou wat Oestan zou doen en dat ik in alle geval niet graag iemand had, die zoo verschrikkelijk jokte als die Oestan - . De ethische opvoeding werd als een zegenrijke sproei dus ook even op de andere huishoorigen gericht.
Op het midden van den dag, tegen het algemeene rustuur, verscheen Oestan.
"Tabé, Njonja besaar."
"Wel, Oestan?"
Oestan gezeten op de trap, boog zijn bovenlijf wat voorover, schraapte zijn keel.
"Oestan is bij mevrouw geweest en Oestan heeft zijn ontslag gevraagd, maar mevrouw heeft gezegd, dat Oestan het alleen kreeg als Oestan zijn schuld aan mevrouw terugbetaalde."
Aha! schuld! natuurlijk dat zat er achter. Vreemd dat Marie mij daar niets van gezegd had. Nu kwam hij natuurlijk voorschot bij mij vragen om die schuld af te betalen.
"Dat is heel natuurlijk Oestan - nu begrijp ik dat mevrouw boos was, je was dus weggeloopen zonder je schuld te betalen? dus moet je nu weer naar mevrouw terug?"
"Neen mevrouw," zei Oestan met iets blijsch - Oestan is teruggegaan en heeft het geld gehaald en dat dadelijk aan mevrouw gebracht."
"Zoo, en ik dacht dat je zoo arm was? Had je dan geld?"
"Neen Oestan had het niet, maar Kokkin hier had het en zij heeft het mij geleend."
De kokkin had het hem geleend! Dat was een buitengewoon geval. Iedere bediende zou zoiets aan zijn mevrouw hebben gevraagd. Ik verwonderde mij er over dat ik in dit opzicht gepasseerd was door Oestan.
"Dus van mij wou je het niet leenen?"
Oestan zag mij aan en met een zachte tinteling in de oude oogen zei hij: "Oestan is hier immers nu niet in dienst bij mevrouw hier, hoe kon ik dan voorschot vragen? Kokkin heeft 't gegeven als goed vrind."
Ik moest bekennen, dat mijn leerling in de Ethische richting, op sommige punten zuiverder dacht dan ik! Enfin, de zaak was nu al uit de wereld. "Oestan," zei ik, "je kunt nu hier komen en ik hoop dat je goed werken zult."
"Daar zal mevrouw niet over te klagen hebben," zei Oestan verheugd en ging naar zijn domein achter, waar kokkin en Ali en koetsier zeker al eenige karweitjes voor hem klaar hielden.
..... Maar 's avonds! alweer een droevige ontdekking! Marie van Dalen kwam op het theeuur even aan.
"Nu Oestan heeft prachtig zijn woord gedaan hoor en ik heb gelukkig ook alweer een nieuw exemplaar."
Zoo," zei ik, "wel gefeliciteerd. Was je niet verbaasd, dat hij zijn schuld zoo dadelijk afbetaalde?"
"Zijn schuld?" vroeg ze verbaad. "Hij had geen schuld. Wat heeft hij nu weer verteld?"
Ik deed Oestan's verhaal. Er was niets van waar. Het voorschot dat hij als ieder rechtgeaard Javaan eens van haar had gehad was juist voor zijn wegloopen betaald. "Anders zou ik dat toch wel gezegd hebben!" zeide Marie.
"Ja, je kon uit zedelijke overwegingen..... " opperde ik.
Marie keek me groot aan. Zedelijke overweging! daar begreep ze niets van, neen zover strekte ze die niet.
We lieten Oestan komen - dit raadsel moest opgelost! Hij was er nog gelukkig, stond juist klaar om naar huis te gaan. Er ging even iets over zijn gezicht, een beweging als een golfje op stil water toen hij Marie zag.
"Oestan," zei ik, "nu heb je alweer onwaarheid gesproken. Nu zegt mevrouw mij, dat er niets van aan is van je schuld. Je hebt dus niet van mevrouw geleend, mevrouw heeft niet gezegd dat je dadelijk naar huis moest om het geld te halen en je hebt niet van kokkin geleend! Nu heb je mij dus alweer drie leugens verteld! En waarom heb je ze mij verteld?"
Oestan verschoof zijn hoofddoek weer en keek bedenkelijk.
"Nu Oestan?"
"Mevrouw heeft gelijk. Oestan heeft al die dingen gezegd, maar Oestan weet niet meer waarom."
"Hoe komt dat dan?"
"Oestan weet het niet - misschien was Oestan moe - hij is al wat oud."
Meer kregen wij niet uit hem.
"Die ethische opvoeding van jullie is wel afdoend," zeide mijn man, die er bijkwam. "Al is de leugen nog zoo snel, de andere achterhaalt ze wel. Ik zou het voor het genus tuinman maar opgeven!"
Marie ging naar huis en ik liep nog eens even naar de bijgebouwen, waar de Tuin in de schemer van kokkin's verblijfplaats, kondschap zat te doen van het voorgevallene, allicht zou ik in dit vertrouwelijke hoekje meer te weten komen.
Dat was ook zoo, maar de hoofdzaak waarom Oestan hier wel wilde spreken, was dat de mevrouw van den overkant weg was. Dat kon hij niet zeggen, waar zijne vroegere meesteres bij was.
"Nu Oestan, wat is het dan?"
"Het was alles, omdat mevrouw hier kassian met me zou hebben. Als Oestan geld leende van kokkin om dat terug te brengen, zou mevrouw weten hoeveel Oestan er voor over had hier te komen."
Ik was gevoelig voor de kieschheid dat niet in haar tegenwoordigheid te zeggen, maar toch zei ik:
"Maar Oestan dat was toch weer een leugen, zelfs drie leugens waren het! Dat wist je toch wel?"
Ja, dat was waar, maar "Apa boteh boeat? "Wat kon hij daaraan doen? Het ging immers niet zonder!
"Het gaat wel zonder Oestan. Dan moet je dat maar eens leeren. Kan je dan niet zonder jokken?"
Oestan keek me peinzend aan. Z'n oogen knipten, z'n oude handen wreef hij over elkaar en heel zacht zei hij weer hetzelfde als van morgen: "Moet Oestan nu weg?"
"Wat moet ik toch met je doen?" vroeg ik op mijn beurt.
En toen had kokkin de oplossing: "Mevrouw moet Oestan maar hier houden dan zal hij wel leeren zooals mevrouw wil!"

Ik was verslagen - triomphantelijk overwonnen. Oestan is gebleven en de ethische opvoeding is verder zeer omzichtig door mij ter hand genomen want er waren klippen.....!

Pag. 20-23