doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Beb Vuyk:
De kinderen van Boeton Leon
Amsterdam: C.V. Uitgeverij v/h de Boer jr.
1948
214 pagina's


Ten geleide
Dit jeugdboek van Beb Vuyk is bepaald anders van toon dan dat van vele andere. Haar details zijn indringender, haar tekening van het leven realistischer en bovendien, haar idee over wat de jeugdige lezertjes behoorden te weten was wat anders ook. In het onderstaande beschrijft zij door de ogen van de Molukse jongen Boy het leven aan boord van het schip waarmee hij naar huis vaart. Daar zijn moeilijkheden en hij wil helpen. Boy schrijft aan de Europese Harry aan wie hij zich eigenlijk superieur voelt.

Hoofdstuk V

Brief aan Harry
Aan boord van de "Rochussen" ter hoogte van Saleier
Beste Harry,
't Is Donderdagmorgen elf uur. Jij zit nu in de meetkundeles en ik op het achterdek van de "Rochussen" met het uitzicht op de Saleier. Gemeen hè, om je zo te pesten, terwijl we toch samen die fijne tocht van Batavia naar Soerabaya maakten. Ik lig languit op mijn buik te schrijven, boven op je veldbed waar ik de hele partij matten, die we daar in de buurt van Tasikmalaya kochten, op heb uitgelegd. Het slaapt koel en zacht en zal een prachtige handelswaar worden voor mijn kusthandel, want zulke matten met die mooei ineengevlochten patronen vindt je hier nergens in de Molukken. Toch ben ik maar blij dat ik het bij dat ene partijtje gelaten heb en niet de grotere ook kocht, want dan was ik beslist niet uitgekomen met mijn reisgeld. Je moet dan weten dat ik toen ik aan boord 's avonds een vierde klas ticket wilde kopen, ze me dat weigerden.
"Europeanen mogen niet vierde klas reizen", zei de stuurman.
"En arme Europeanen?"vroeg ik, "wat moeten die dan doen?" Hij vond het een ongepaste grap waar hij duidelijk niet op wou ingaan.
"U kunt derde klas nemen of van boord gaan", zei hij zo ambtelijk mogelijk. En toen bleef mij niets over, dan derde te nemen, wat bijna tweemaal duurder was. Hierbij krijg je recht op een wat minder druk gedeelte van het dek en de voeding is ook wat beter. Er wordt je bovendien een tafel verstrekt om op te slapen, die ik bovendien niet nodig had dank zij jouw veldbed. Alles bij elkaar is het zeker niet de dubbele prijs waard.
Gelukkig dus dat ik nog wat geld in reserve hield. Ik nam een derde klas ticket tot Makassar en zou dan wel verder zien. Op de Molukkenboot hebben wij altijd vierde gereisd zonder dat er ooit moeilijkheden kwamen en ik moest mij al heel erg vergissen als dat nu anders geworden zou zijn. Aan boord van de "Treub" maakte ik een paar maal een praatje met een van de Ambonese klerken, die me in Makassar meenam naar zijn huis, waar ik drie dagen mocht logeren. Aardige mensen. Als de boot terugkomt van Nieuw-Guinea om bij ons copra te laden zal ik kippen en eieren voor zijn vrouwe meegeven. Het was een enorme bof, dat ik daar mocht logeren, behalve dat het mij financieel goed uitkwam had ik het veel prettiger bij hem dan ik het ooit in een Chinees hotel had kunnen hebben. Zijn vrouw is een meisje van Haroekoe en ging met mijn tante Ina op school. Ik was drie dagen lang helemaal in de Ambonese sfeer. We dronken een onnoemelijk aantal koppen zwarte koffie en aten bagea, Ambonse schuimpjes en sagoe limping, in stenen gebakken keihard sagobrood, allemaal dingen waarop ik jou zal tracteren als je in de grote vacantie hier komt. Sjonge, wat zou jij op het vierde klassedek je ogen uitkijken. Ik herinner me nog goed hoe jij alles in je opname toen we die avond in de Priokse kampong je band lieten plakken. Hier is nog heel wat meer te zien. Denk nu niet dat ik zo om mij heen zit te kijken, ik ken dit leven aan boord nog van vroeger, maar daarom juist voel ik mij zo opgewekt er weer middenin te zitten. Het is net alsof ik al thuisgekomen ben. Overal om mij heen hoor ik het Ambonese malies spreken en ik spreek het zelf al weer zo makkelijk, alsof ik nooit weggeweest ben. Ik denk dat het wederkerig is, want al mijn beta's en sengs hebben het hart van de Ambonese hofmeester vertederd, die mij allerlei heerlijkheden uit de keuken toestopt.
Kun je je zo'n tussendek wel voorstellen, dat is heel wat anders dan op de mailboot waarmee jij uit Holland kwam. De mensen hebben geen hutten of slaapruimen, maar liggen allemaal op het dek op zelf meegebrachte matten en kussens, tussen potten en pannen en koffers, mannen, vrouwen en kinderen, kippen en papegaaien, poesen en apen door elkaar. Het zijn Javaanse soldaten met hun gezin op weg naar hun garnizien in de Molukken, jonge Boetonezen op reis om werk te zoeken in de kajoepoetiholie stokerijen van Boeroe en de klappertuin van Halmaheira. Veel Chinezen en Arabieren natuurlijk, Ambonese vrouwen in lange kabayas (met mannen die de namen dragen van alle profeten en martelaren, aartsvaarders en apostelen, Habekuk Maleachi, Obednego, Jesaja, Jeremia en Jacobus). Ze hebben hun matjes opgerold en daarop heel behaaglijk hun kussen gelegd en hun pannetjes met allerlei heerlijkheden uitgestald. Iedereen eet hier verukkelijk, het voedsel dat je hier aan boord uitgereikt krijgt is niet veel bijzonders, maar iedereen deelt mij, arme bliksem, uit de meegebrachte potten en pannetjes broederlijk mee. Langs de railing hebben de bezitters van veldbedden hun plaats aangewezen gekregen en daar lig ik dus ook tussen een lange magere Arabier en een Makassaarse koopman.
Ik vrees Harry, dat dit alles zeer aanlokkelijk klinkt, maar het begint naar regen te dreigen en dan verandert het vooruitzicht van ons leven. Drie matrozen zijn ijverig bezig een zeil over ons heen te spannen, maar toch begint iedereen de bullen alvast bij elkaar te pakken, want dat zeil breekt misschien wel de ergste slagregen, maar toch wordt het hele dek en iedereen die er op ligt kletsnat. Het is heus geen pretje om midden in de regentijd deze reis te maken, want je hebt de kans dat je in Makassar, (waar het veel regent), nat aan boord staot en drie dagen later in Ambon (waar het altijd regent), nog steeds nat aan wal moet stappen zonder een ogenblik droog te zijn geweest. Maar zo erg is het deze keer gelukkig nog niet.
Er is ook nog een tussendek, waar je veilig bent voor de regens, maar daar is nog minder plaats dan hier. Daar zitten de Chinese handelaren, die me hun waren de hele Grote Oost afreizen, helemaal nog voorbij Ternate en langs de kusten van Halmaheira en Nieuw-Guinea. In reusachtige kisteen is hun koopwaar opgeborgen en zo gauw we een plaats gaan aandoen, wordt die er uitgehaald.
Honderden blokken katoentjes in allerlei kleuren, voor de kabayas van de vrouwen, voor het manvolk het hel groene en roze geruite sarongs en duizenden fluwelen topis, hemden, schoenen, messen en borden, havermout, dekens, boter en matarssen, zeep , tandpasta, jam en duizenden andere dingen. Het hele tussendek lijkt een enorme winkel en al die waren worden hier op de kleine plaatsen verkocht en ingeruild voor copra en bosproducten, damar, kajoepoetiholie, rottan, schelpen en allerlei andere producten. Als de boot terug gaat stinkt het hele ruim naar al die dingen, vooral de copra heeft een alles doordringende lucht. Trouwens, nu stinkt het ook, want er zijn twaalf paarden en vier en dertig koeien aan boord voor Sanada en Tobelo, kustplaatsen van Halmaheira. Ze staan aan de zijkant van het tussendek, vlak tegen de toko's aan. En in al die stank en hitte slapen de Arabische en Chinese handelaren 's nachts rustig tussen hun handelswaar. Heus, je kijkt hier je ogen uit, zelfs ik die dit toch van klein kind af gezien heb, ontdek hier telkens weer iets anders.
Gelukkig, ik kan rustig blijven doorschrijven, want de bui begint over te waaien. We zijn Saleier nu gepasseerd en zitten vlak achter een grote Makassaarse handelsprauw. Zijn achterdek is hoog opgebouwd als de kampagne van een Oost Indiëvaarder, hij is inlands van bouw, maar als schoener getuigd. Vroeger voeren er iedere moesson duizenden van deze prauwen uit, nu zie je er nog maar een paar. Hun anachoda is kapitein en tegelijk eigenaar van de lading, de moesnaits zijn matrozen delend in de handelswinst, maar zonder loon. Met de Westenwinden varen ze naar de eilanden van het Oosten, naar Ambon, Boeroe, Ceram, Halmaheira en Paoea, zoals in deze streek gewoonlijk Nieuw Guinea genoemd wordt. Ze zijn volgepropt met sarongs en katoentjes, borden en pannen, rijst, suiker en petroleum en dezelfde soort dingen, die ook de Chinezen hier aan boord bij zich hebben. Als ze een plaats binnenvallen beginnen alle mensen harder te lopen. Men sleept de producten aan, die men ruilen wil, damra rottan, copra, schlepen en kajoepoetiholie en bouwt een hut aan het strand, waar de transacties plaats hebben en de waren uitgestald worden. De handel duurt dagen. En als ze dan eindelijk weer weg gaan, met zware gongs de goede winden oproepend, komt zo'n plaats eindelijk weer tot rust. Maar de laatste twintig jaar heeft de K.P.M. het oude prauwenstelsel bijna geheel vervangen en de Chinese handelaar de Macassaarse anachoda. Het is veiliger, men loopt minder risico's met de barang, is onafhankelijk van weer en wind, maar het hele bedrijf is helaas veel minder romantisch, al zal er voor een totok als jij nog genoeg romantiek opgemerkt worden aan boord van dit op tijd en in veiligheid varende schip. Blijf dus vooral bij je plan hier de grote vacantie heen te komen, dan kun je van de ingeperkte romantiek aan boord een kleine week genieten. Ik zorg dan wel daarna voor de mogelijkheid om je romantische verlangens volkomen uit te leven, handel drijvend langs de kust van Ceram, zeilend onder een blauwe lucht en over een dito zee, terug te keren tot een leven van voor twintig jaar.
Tot weerziens.
je Boy.

(pag. 25-29)