doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Margaretha Ferguson:
Nu wonen daar andere mensen. Terug op Java
Den Haag: Leopold, 1974
250 pagina's


Ten geleide
Haar jeugdjaren bracht zij door in Indië, en jaren nadien gaat Margaretha Ferguson "terug". In het nieuwe vindt zij het oude terug, in Indonesië het voorbije Indië. Of voorbij? Dat staat nog te bezien. In een mooie stijl, die het midden houdt tussen betrokkenheid en afstandelijkheid, noteert zij haar indrukkken.

JAKARTA I

Ochtend 5 juli
De geluiden:
het signaal van de verkoper van iets eetbaars (denk ik) - het was een zich verplaatsend helder geklingel; een tokèh (herinner ik me) - eerst een inleidend gek raak of er een veer wordt opgewonden, dan vijf of zes keer, ik vergat te tellen, de roep: t-ò-k-k-è-h; een sjilpend gepiep, krekels, ratten?
Vannacht, voor het eerst na drieëntwintig jaar terug in Indonesië, ben ik om kwart over twaalf min of meer ingebroken in het geheel slapende guest-house van de Indonesische Raad van Kerken, Jalan Teuku Umar 17; deze straat is nu genoemd naar een Atjehse oorlogsheld, vroeger heette het hier, naar een Nederlands-Indische oorlogsheld: Van Heutszboulevard.
De geluiden: een ritmische roep, kopí-tèh, kopí-tèh, een altijd even lange gespannen pauze tussen de woorden, zo regelmatig of het stond aangegeven in een Mozart-partituur. Nu zijn er ook allerlei vogels aan de gang - fluiten, sjilpen, trillen, alles door elkaar.
Het is zes uur in de ochtend. Om half twaalf gisteravond kwam het vliegtuig in Jakarta aan. Met mijn als altijd te omvangrijke en te onhandige bagage perste ik me door een smal gangetje, met moeite opengelaten door dicht opeen gedrukte afhalers en toeschouwers. We bevonden ons in een warme, ietwat benauwde maar ook kruidige geur. Ik stapte in een taxi. Met het pasar-Maleis uit mijn koloniale jeugd (een zinnetje in een aardrijkskundeboek dat we in 1936 gebruikten op de middelbare school: 'Het Maleis van de gemiddelde Nederlander in de tropen kan op één lijn worden gesteld met het Engels van een Rotterdamse havenarbeider') kan ik me goed verstaanbaar maken. Ben ik al eerder in Indonesië geweest? vraagt de taxichauffeur onder de rit (wat is het stil en donker, de wegen zijn breed, hee, is dit niet het Waterlooplein? ontwaar ik in die grote schaduw niet de vertrouwde vorm van de kathedraal?)
'Ja,' zeg ik, ik heb hier achttien jaar gewoond. Ik ben als meisje van negen jaar gekomen, en gebleven tot na het Jappenkamp. Tijdens de internering is mijn dochter geboren, in de Indonesische kliniek Budi Kemuliaän, bestaat die nog?'
Ja, die bestaat nog. 'Nu rijden we over Merdeka Timur,' zegt de chauffeur, maar dat is immers Koningsplein Oost! Toch, in dit duister, voel ik meer dan ik zie dat ik door een onbekende, een wildvreemde stad rijd. En hier zijn we dan op de Jalan Teuku Umar, we stoppen voor een hoog hek, we kunnen niet eens, zoals vroeger, gewoon de oprit in. Ver achter het hek ligt een oud Indisch huis, een huis dat wij vóór 1940 ook al 'oud-Indisch' noemden, maar wat is er veranderd? Waarom is het zo ontoegankelijk? Wel brandt er een lampje onder de daklijst van het brede huis, maar er is geen gastvrije voorgalerij met rotan stoelen en palmen in potten zoals dat bij oud-Indische huizen hoort. Het is gewoon een potdicht huis. De chauffeur stapt uit en wringt wat aan de hekken, ze gaan toch open, maar hij wil niet binnenrijden. Hij helpt met het dragen van mijn reistassen.
We lopen het erf op, goed, het is over twaalven maar ik heb een kamer gereserveerd en daarvan bevestiging gekregen. Goed, het vliegtuig is een dag te laat, maar dat zal wel vaker voorkomen. De deuren aan de voorkant zijn op slot. We lopen om het huis heen, naar de achterkant. 'Spada!' roep ik, maar er begint zelfs geen hond te blaffen. Net als middenvoor zijn er hier ook twee deuren midden achter. Ik duw ertegen. Zowaar. . . open! We lopen een gang in waar een zwak lichtje brandt. Aan weerskanten jaloezie-deuren. 'Spada! Volk!' Beweging achter een van de deuren. Het boven deel gaat wat open, een tegen het licht knipperend oog. "Who are you? I am mrs. Ferguson. I have booked a room." Ineens zijn er twee mensen tegelijk wakker. Het knipperend oog hoort aan een zeer lange Amerikaan die nu in zijn piama in de gang staat. "Are you on vacation?" "No, I'm writing a novel" beken ik meteen maar. En de kleine Indonesiër in een blauw katoenen pak die ergens vandaan is komen aansloffen buigt zich onder het zwakke licht over een voddig papier om mijn naam op te zoeken. En dan duwt hij de deur van kamer vier open. Hij gluurt naar binnen: 'ik gelòòf dat deze leeg is." "Het spijt me dat ik uw slaap heb gestoord,' zeg ik tegen de Amerikaan. "Ik sliep niet," antwoordt hij nors. Ik heb te weinig dollars over voor de taxichauffeur. Ik geef hem een briefje van tien Nederlandse guldens en bezweer hem dat dat veel meer is dan wat hij aan dollars zou hebben gekregen. Nu de dollar zo gezakt is heb ik voornamelijk Nederlands geld meegenomen, maar dat is me tijdens de reis al slecht bekomen. Je kon onderweg zelfs niet plassen voor een Nederlands kwartje, want de wc-juffrouwen in Bombay en Bangkok zijn er niet mee op de hoogte hoeveel harder de gulden is dan de dollar. Er rijst geen boze in zijn slaap gestoorde christen van een van de bedden in kamer vier, die echt leeg is. Bezweet en ontredderd ben ik eindelijk 'aangekomen'. De kamer is ruim en hoog, twee bedden, een klerenkast met veel hangruimte, een schrijftafel, een rotanzitje, de jaloezie-luiken bespannen met muskietengaas. Nergens komt water uit de kranen - niet uit de wastafelkraan, niet uit de wc-spoeling, niet uit het kraantje boven de bijna lege emmer daar. Maar op het rotantafeltje staat een thermosfles met ijswater, drinken uit de kraan wordt afgeraden, ik was me met drinkwater en val in slaap.
En dan word ik in de vroege ochtend plotseling wakker door het vertrouwde geluid van een neerpletsende straal water in de nog gedeeltelijk gevulde mandibak. De kraan heeft dus, oudergewoonte, de hele nacht opengestaan tot er weer iets ging gebeuren - het krachtig en verfrissend geluid lokt me naar de badkamer, ik geniet van mijn eerste echte oud-Indische klets-klats-sirampartij, het emmertje waarmee ik het water uit de bak schep om over me heen te gooien heeft nog net zo'n houten stangetje in het midden om beet te grijpen als vroeger, alleen is het emmertje zelf niet van zink maar van plastic.
Midden onder de zeer vermoeiende en onharmonische vliegtocht hierheen - in Nederland was het al dagenlang minstens even heet als hier, als echt goedkoop charter-vee moesten we, zonder duidelijke voorlichting, op allerlei vliegvelden uren wachten hetgeen uitmondde in een te late aankomst in Singapore zodat we niet meer konden doorvliegen naar Jakarta - viel me in: 'vergeet jezelf' - je moet alleen maar kijken, waarnemen, horen; jijzelf komt wel weer terug bij jouzelf, over zes weken. Vergeet jezelf - voor deze reis een Leitmotiv? Fraai, doch niet altijd uitvoerbaar. Want ikzèlf moet,bij vertrek uit Singapore ineens echte Singapore-dollars produceren voor de luchthavenbelasting, met nederlands geld nemen ze geen genoegen; volgens mij is het feit dat we dit moeten betalen geheel onterecht, want het reisplan vermeldde één uur verblijf luchthaven Singapore - dat we een dag moesten overblijven was force majeure waar wijzelf geen enkele verantwoordelijkheid voor droegen.
Daar stond ik dus, midden in het gedrang van nerveuze medereizigers, en of ik mijzelf nu vergat of niet, ik wilde mij in ieder geval niet láten vergeten en machteloos achterblijven, dus was ik het weer zelf die aan mijn kamergenote van één Singaporese nacht Singaporese dollars te leen vroeg en kreeg. Geldproblemen - straks zal ik in dit wildvreemde Jakarta moeten zien hoe ik, zonder dollars of rupiahs, naar de Algemene Bank Nederland kom om geld te wisselen, hoewel ik dus eigenlijk geen geld heb om de taxi te betalen.
Maar ik bèn hier - in Jakarta, Indonesië - wit schijnt de ochtendlucht door het muskietengaas, aangenaam lauw is het nog, het loopt tegen half zeven - hoog tijd voor zwarte koffie.

(pag. 5-8)