doorzoek het gehele Damescompartiment
Damescompartiment online

Tine Bonnema:
'De kleine tuinman. Indisch verhaaltje'
Uit: Oude en nieuwe vertellingen


Ten geleide
Nederlandse kindertjes leerden wat goed en juist was: ere wie ere toekomt. In dit geval de kebon.
Met dank aan Josephine The-Postma.

Al heel dikwijls had Kees aan moeder gevraagd of hij zelf een tuintje mocht aanleggen.
- Ik zal er goed op passen en elken dag het onkruid er uithalen - had hij gezegd.
Ze waren juist verhuisd, naar een nieuw gebouwde woning.
De tuin lag nog vol steenen en allerlei rommel, dien de werklui hadden weggegooid.
Dit gaf een ongezelligen uitkijk.
Moeder zei: - je mag wel een eigen tuintje hebben, Kees, maar je moet nog een poosje geduld hebben.
Eerst moeten we wat op orde zijn. Ik heb nu nog geen tijd om den tuinjongen orders te geven. -

Maar eens op een morgen, toen Kees juist z'n paardje voor het speelwagentje wilde spannen, vroeg moeder:
- Zullen we nu eens een plekje voor je tuintje uitzoeken? -
- Ha! riep Kees - fijn! -
Dàt was eerst naar z'n zin.
Samen wandelden ze den tuin door. Hij wees allerlei hoekjes aan, maar moeder zei: - we moeten een stukje grond uitzoeken, waar de zon elken dag wat warmte geeft, anders groeien je bloemen niet. Wat zou je zeggen van dit plekje tegen den put-muur aan? -
- Leuk! - riep Kees.
- Kijk, nu zetten we eerst vier stokjes in den grond, zoover van elkaar, dat het net een vierkantje wordt - zoo. - Meteen begon moeder al, met een paar stokjes, die er lagen een stukje grond af te zetten.
- Haal jij nu even een touwtje uit de doos en dan binden we dat aan de stokjes vast.-
Vlug liep Kees naar binnen en kwam al gauw weer terug met een eindje rood paktouw.
- Dat is juist goed - zei moeder.
Toen bonden ze het samen om de stokjes.
- Zie zoo, haal nu maar je kleine schopje en begin met den grond om te spitten. -
Kees zuchtte van genot! Heerlijk! Eindelijk mocht hij in zijn eigen tuin werken.
- Straks kom ik eens kijken, hoor, hoever je al bent - zei moeder en ging weer in huis. Gelukkig had Kees zijn zonnehoed op. Wat stak de zon hem fel! -
Na een poosje gutsten de zweetdruppels hem langs zijn gezicht.
Kebàn (tuinman), die hem wel zag ploeteren, vroeg: - Soesa, njootje? - Dit wil zeggen: heb je er moeite mee, jongenheer?
Toen kwam hij er bij en sloeg met één slag een reuzenhoop aarde uit elkaar. Maar hij had ook zoo'n groote patjol (patjol is schop) en was ijzersterk.
Nòg een houw en nòg een. Ha, nu was de tuin van Kees al haast omgespit. Maar Kees vond, dat hij nu de rest moest doen.

- Soeda - zei hij - trima kassi, kebòn. - (zoo is 't genoeg, dank je wel, kebòn)
En nu begon hij zelf weer ijverig te graven.
Toen moeder eens kwam kijken, was hij net klaar.
- Dàt heb je gauw gedaan, hoor - prees zij haar vijfjarigen tuinman.
- Maar kebòn heeft drie patjols geholpen - zei Kees eerlijk.
- Nou, maar jij hebt toch 't meeste gedaan. Nu kunnen we er wat in gaan zaaien, hè? -
Met een voldaan lachje op zijn warm gezichtje, keek Kees zijn moeder aan.
- Hè, ik ben er moe van - zei hij.
- Kom, nu gaan we eerst naar binnen. Dan krijg je een glaasje stroop. - (In Indië noemt men stroop, wat in Holland limonade heet)
- Hè ja, lekker! - riep hij. Met de patjol op z'n schouder liep hij moeder achterna.

Een dag of tien, nadat Kees met moeder zaad van cosmea's had uitgestrooid in zijn tuintje, zag hij op een morgen, toen hij, om 6 uur, achter kwam, dat er heele kleine, fijne groene sprietjes boven den grond uitstaken. Kees danste van plezier. Onmiddellijk holde hij naar binnen en riep: - Vader! Moeder! Kom toch eens kijken! Mijn bloemen zijn uit! - Hij vergat, dat er nog geen bloem te zien was, maar in zijn blijdschap dacht hij daar niet bij. Nu was hij voortaan elken dag uren lang in en bij zijn tuintje te vinden. Hij plantte nog een paar wilde struikjes, die hij in de sawah (veld of rijstveld) bij zijn huis had gevonden. Bruidstranen zaaide hij bij 't muurtje van den put en wachtte nu, elken nieuwen dag, op 't uitkomen van de plantjes. Gelukkig voor hem was 't in den natten moesson (regentijd) en dus lukte alles wat hij geplant of gezaaid had. Stilletjes maakte Kees nu een fijn plannetje. In December was moeder jarig. Als de cosméa's dan eens bloeiden! 't Was nu November en den 20sten December was 't pas moeders verjaardag. Wat klopte zijn hartje geweldig, toen hij de eerste knopjes aan de lange stelen van zijn cosmea's ontdekte. En ook de bruidstranen schoten heerlijk op. Hij hoopte zoo, dat het witte zouden wezen en geen roode. Moeder lachtte wel eens om Kees, want ze had niet gedacht, dat hij zooveel plezier in z'n tuintje zou hebben. Hij hield er werkelijk het onkruid uit, zooals hij beloofd had. Moeder begon er zèlf ook schik in te krijgen en kocht wat graszoden. Kebòn legde toen een rand van graszoden om Kees z'n tuintje.

O wat was die kleine Kees dáár rijk mee! Eindelijk, eindelijk kwam de 20ste December! Hoe had Kees er naar verlangd! Nauwelijks gluurden de eerste lichtstralen door de zonneblinden of hij wipte onhoorbaar uit zijn bedje. Voetje voor voetje liep hij door 't huis - vader of moeder mocht hem eens hooren! De sleutel van de deur in de achtergalerij draaide hij voorzichtig om. Gelukkig, hij stond buiten! Hij bleef op z'n teenen loopen. Kokki was zich aan 't baden bij den put en aan haar vroeg hij of ze een vaasje voor hem van 't buffet wou halen. Toen stapte hij, gewapend met het keukenmesje, den tuin in. Met zachte bewegingen, alsof hij goud in zijn handen hield, sneed Kees de witte, roode en paarse cosmea's af. Toen het ééne takje bruidstranen. 't Waren dubbele witte! Voorzichtig liep hij met zijn bloemenschat naar de keuken terug. Daar vulde hij 't vaasje met frisch water, pas uit den put en zette toen één voor één de mooie, slanke cosmea's er in. En nu naar moeder. Weer ging hij, voetje voor voetje, de slaapkamer in en tikte zachtjes op moeders arm. - Wel gefeliciteerd, moesje, en dit is voor u - zei hij. Hij hield het aardige, nikkelen kelkvaasje in de hoogte. Kijk! Moeder kreeg er tranen van in de oogen en vader zei: - Dat is aardig, mijn jongen! - Daarop kuste moeder hem en zei: - Wat ben ik blij met de eerste bloemen uit je eigen tuin. - Van alle drie was Kees, geloof ik, op dat oogenblik de gelukkigste.

____

(pag. 41-45)